Milieu- en klimaatrampen worden vandaag de dag steeds vaker aan de kaak gesteld door het maatschappelijk middenveld en de publieke opinie. Niet zelden zoekenschadelijders en milieuorganisaties in dit kader hun weg naar de rechtbank.
Zowel in ons land als op internationaal niveau wordt er geijverd om een nieuw volwaardig misdrijf in het leven te roepen ter voorkoming en bestrijding van ernstigemilieucriminaliteit.
Er gaan stemmen op om ‘ecocide’ naast genocide, misdaden tegen de menselijkheid,oorlogsmisdaden en het misdrijf agressie toe te voegen aan het Statuut van Rome waardoor feiten van ecocide vervolgd zouden kunnen worden voor het Internationaal Strafhof in Den Haag.
In ons nieuw Strafwetboek zal het misdrijf ecocide worden opgenomen als autonoom misdrijf. België is hiermee het eerste Europese land dat massale vernietiging van het milieu strafbaar stelt.
De term ‘ecocide’ is een samentrekking van het Griekse ‘οἶκος’, dat ‘huis’ of‘woning’ betekent, en het Latijnse ‘occidere’, dat ‘doden’betekent. De letterlijke betekenis van ecocide is dus ‘het huis doden’. Hoewel ecocide vandaag een populaire term is, dook de term een paar decennia geleden reeds op in de literatuur. Zo werd in 1970 voor het eerst gepleit voor de erkenning van ecocide als internationaal misdrijf.[1] Drie jaar later werd het begrip een eerste maal formeel gedefinieerd.[2]
Sedert de jaren ‘70 groeit het besef dat gedragingen die schadelijk zijn voor het milieu, zoals o.a.de dumping van industriële afvalstoffen in de zee, de jacht op zeldzame en wilde dieren en de massale uitstoot van broeikasgassen, een halt toegeroepen moeten worden.[3]
In 1972 vond in Stockholm een conferentie van de Verenigde Naties (VN) plaats. Deze conferentiewas de allereerste wereldconferentie die het milieu op de politieke agendaplaatste en een reeks beginselen werden aangenomen met het oog op een behoorlijk beheer van het milieu. Één van de belangrijkste resultaten van deze conferentieis de oprichting van ‘UNEP’, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties.
Via dit Milieuprogramma werd dan weer het IPCC, het IntergovernmentalPanel on Climate Change (IPCC), opgericht. Dit panel bestaat uit honderden experten van universiteiten, onderzoekscentra, ondernemingen, milieu- en andere organisaties wereldwijd. Het IPCC evalueert onderzoeken gepubliceerd inwetenschappelijke artikelen en brengt hieromtrent toonaangevende verslagen uit.
Zo heeft het IPCC recent een desastreus rapport uitgebracht over de huidige toestand van het klimaat. Dit rapport wijst op de nood aan een drastische gedragswijziging om de toenemende gevolgen en risico’s vanklimaatverandering zoals hittegolven, droogte en overstromingen het hoofd tekunnen bieden.[4]
Teneinde deze gedragswijziging te bewerkstelligen wordt gepleit voor destrafrechtelijke bescherming van ecologische goederen tegen ernstige inbreuken.Vandaag heeft de roep om ecocide strafbaar te stellen meer dan ooit momentum gekregen. [5]
Er dient te worden vastgesteld dat rechtshandhaving middels administratieve sancties of burgerlijke procedures onvoldoende afschrikt en dus geen gedragswijziging teweeg brengt.[6]
Het huidige milieustrafrechtelijke kader schiet tekort. In België wordt hetmerendeel van de milieumisdrijven op regionaal niveau bestraft. Ons Belgische Strafwetboek kent maar twee specifieke milieumisdrijven[7] (Cfr. artikelen 136quater,22° en 331bis). Onze buurlanden, waaronder met name Nederland[8] en Duitsland[9], beschikken daarentegen over een (ruimer) federaal milieustrafrechtelijk kader.
Het milieumisdrijf in artikel 136quater, 22° Sw kan enkel worden gepleegd in het kader van een gewapend conflict en het misdrijf in artikel 331bisSw heeft betrekking op het gebruik van radioactieve, biologische, chemische of kernwapens. Al de overige milieumisdrijven zijn versnipperd over verschillende bijzondere wetten en decreten[10] zoals het zogenaamde Milieuhandhavingsdecreet.[11]
Dit Decreet had als doel komaf maken met de sectorale en casuïstische aanpak van milieuhandhaving. Helaas dient vandaag te worden vastgesteld dat dit doel niet helemaal bereikt is. Zo bestaat er bijvoorbeeld nog steeds aparte bos-,pesticiden-, mest-, jacht-, bodem- lucht- en waterwetgeving.
Het Milieuhandhavingsdecreet heeft daarenboven gezorgd voor de depenalisering van veel milieu-inbreuken. De ratio van deze ingreep was het ontlasten van de parketten door het aantal milieumisdrijven sterk in te perken.Echter, spijts de wil van de wetgever om middels deze ingreep te komen tot de effectieve vervolging van milieumisdrijven heeft dit het tot dusver ontoereikende civiele en bestuurlijke milieuwetgevingsarsenaal alleen maar vergroot.[12]
Voorts kan er worden verwezen naar het Vlaams Reglement betreffende deMilieuvergunning oftewel ‘VLAREM’, dat bestaat uit VLAREM II en III, en het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (afgekort DABM). Artikel4.1.3.2 VLAREM II legt een algemene milieuzorgplicht op aan exploitanten dietevens strafrechtelijk wordt beteugeld.[13] Het DABM wijdt op zijn beurt Hoofdstukken Vbis en VI van Titel XVI volledig aan de opsporing enbestraffing van milieumisdrijven. Toch blijken deze strafrechtelijke sancties opmilieumisdrijven vandaag niet voldoende (doel)treffend. De praktijk leert dat winstgevendeactiviteiten die een inbreuk vormen op het milieustrafrecht niet worden ontmoedigddoor het huidig straffenarsenaal.[14]
Op internationaal niveau slaagt men er evenminin om het milieu op doeltreffende wijze te beschermen ondanks de veelheid aanconventies, protocollen en diverse nieuwe actoren die de laatste vijftig jaar inhet leven werden geroepen.
Staten beschikken vandaag slechts over een tebeperkt en versnipperd wettelijk kader om de massale beschadiging en destructievan onze omgeving het hoofd te bieden. Milieucriminaliteit behoort nochtans totde top vijf misdaden in de wereld.[15]
De erkenning van ecocide als (internationaal) misdrijf zou een antwoord kunnen bieden op de hierboven vermelde verzuchtingen.
Het kan niet worden ontkend dat de idee omecocide te criminaliseren mede vanuit een symbolisch (en communicatief) oogmerkingegeven is.[16]De roep om ernstige milieuschade – of in bepaalde gevallen zelfs‘milieuterrorisme’[17]– strafbaar te stellen kan echter niet tot loutere symboolwetgeving wordengereduceerd.
De sterke symbolische waarde om ecocidestrafbaar te stellen drukt de vastberadenheid uit om zwaarwichtige misdrijventegen het milieu te bestraffen en toont dat we als maatschappij bereid zijn omernstige milieuschade niet louter moreel of civielrechtelijk te veroordelen. Naasteen symbolische functie vervult het concept ecocide bijgevolg tevens eenrepressieve functie.
Deze repressieve functie draagt een ontradendeffect in zich in een poging ecocidemisdrijven naar de toekomst te voorkomen enanderzijds een retributief effect door diegenen die zich schuldig maken aanecocide verantwoordelijk te stellen voor hun daden.[18]
Kortom, het strafrecht kan een nuttig instrumentzijn om milieuschadelijke activiteiten te ontmoedigen en a posteriori tesanctioneren.
Het hierboven beschreven ontradend enretributief effect wordt niet bereikt met het burgerlijk en bestuursrecht.[19]Volgens het IPCC en de indieners van het Wetsvoorstel dringt penalisering zichderhalve op. [20]
Het plegen milieumisdrijven gaat in veelgevallen gepaard met aanzienlijke vermogenswinsten. Bedrijven die milieunormenovertreden om hun lasten te verminderen, wegen deze vermogensvoordelen af tegen dekosten die aan een bepaalde activiteit verbonden zijn en zijn na een gunstigekosten-batenanalyse veelal bereid het risico te nemen. In dit verband oordeeldehet Gentse Hof van Beroep recent het volgende:
“Enkel een effectievegeldboete, zoals hierna bepaald, vormt voor elke beklaagde een passende ennoodzakelijke bestraffing om de beklaagden (…) te doen inzien dat zij zich inde toekomst nog strikter aan de voor deze materie geldende voorschriften dienente houden. Een afweging van pakkans en de keuze voor een mogelijk beperktegeldboete wanneer het plegen van misdrijven economisch interessanter lijkt tezijn, moet ontmoedigd worden door het opleggen van geldboetes die in verhoudingstaan tot de omvang van het bedrijf en de ermee gepaard gaande financiëlebelangen.” [21]
“De geldboete moet bovendien ook zorgen voor een betekenisvolle maatschappelijke vergelding.”
Het strafbaar stellen van ecocide zal ervoor zorgen datmilieubeschadigende activiteiten worden gestigmatiseerd en gemarginaliseerd.Dit stigma zal tevens kleven aan personen die veroordeeld worden wegensecocide. Zij zullen aan credibiliteit en aanzien (bij onder meer geldschietersen verzekeraars) verliezen.[22]Milieuschadelijke activiteiten en projecten zullen dermate risicovol worden datzij niet langer gefinancierd of verzekerd geraken. Zo ervaren schippers die een olievracht vervoeren thans reeds meer moeilijkheden bij het verzekeren van hun activiteiten als gevolg van de verschillende catastrofale olielekken in de zee de afgelopen decennia.[23]Bedrijfsleiders die nu ontsnappen aanstrafrechtelijke aansprakelijkheid, riskeren bij een strafbaarstelling van hetmisdrijf ecocide vervolgd te worden voor het Internationaal Strafhof in Den Haag. Het afschrikkend effect dat dit teweeg brengt, kan niet worden onderschat. Zij zullen gedwongen worden ommilieuvriendelijkere activiteiten te ontplooien of om meer voorzorgsmaatregelenin te bouwen.
Volgende passage vat de genoemde pijnpunten goed samen:
“Ze [bedrijven] zien slechts een kleine pakkans,met weinig controles, met controleurs die geringe kennis hebben van wat zich inde onderneming afspeelt, en met grote interpretatieruimte van de regels enoverleg met toezichthouders (p. 178-181). Concluderend blijken de formelesancties dus mee te vallen.”[24]
Het is duidelijk dat het strafrecht over verschillende troeven beschikt om een brede gedragsverandering teweeg te brengen teneinde milieudegradatie te bestrijden. Daarnaast wordt het strafrecht gekenmerkt door een verticale verhouding waarbij het initiatief tot handhaving bij de overheidligt en de Staat bijgevolg verantwoordelijk zal zijn voor de vervolging vanecocidemisdrijven in tegenstelling tot civiele zaken waar het initiëren van een procedure bij de schadelijder ligt.
Momenteel wordt ecocide in elf landen strafbaar gesteld. Binnen de Europese Unie is België het eerste land dat ecocide als misdaad penaliseert.[25] Het misdrijf ecocide wordt door verschillende academici als dermate ernstig beschouwd dat zij pleiten vooreen verbreding van de bevoegdheid ratione materiae van hetInternationaal Strafhof.[26] Ecocide zou dan naastgenocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en misdaden vanagressie, een zogenaamde kernmisdrijf uitmaken dat vervolgbaar is voor het Internationaal Strafhof in Den Haag.
Een internationaal expertenpanel van twaalf gerenommeerde academici, straf-en milieurechtadvocaten heeft gedurende zes maanden de volgende juridischedefinitie van het misdrijf ecocide uitgewerkt;
“Unlawful or wanton acts committed withknowledge that there is a substantial likelihood of severe and eitherwidespread or long-term damage to the environment being caused by those acts.”[27]
“Onwettigeof willekeurige handelingen die worden gepleegd in de wetenschap dat er eenreële kans bestaat dat zij grote of langdurige ernstige schade toebrengen aanhet milieu.”[28]
Het materiële bestanddeel van het misdrijf ecocide bestaat uit het plegen van onwettige of willekeurige handelingen die ernstige, wijdverspreide en langdurige schade aan het milieu (kunnen) toebrengen.
Het misdrijf ecocide kan tevens bestaan uit daden van omissie. Een schuldigverklaringkan bijgevolg tot stand komen door nalatigheden of door het vrijwilligverzuimen een ecologische ramp te voorkomen.
De voorgestelde definitie van ecocide bevat een algemene omschrijving envoorziet bewust niet in een lijst van concrete voorbeelden vermits men de definitievoldoende breed en toekomstbestendig wenst te formuleren. De precieze invullingzal dus toekomen aan de appreciatie vande vervolgende en rechterlijke instanties.
De covoorzittervan het internationaal expertenpanel, Philippe SANDS, verwijst naar de Amerikaanse zaak Jacobellis v. Ohio wanneer hij gevraagd wordt welke handelingen al dan niet onder de definitie van ecocidezouden kunnen vallen.[29]
In deze zaak maakte het Hooggerechtshof de veroordeling van NicoJACOBELLIS, de manager van een bioscoop, wegens het vertonen van de film ‘LesAmants’ (‘The Lovers’) ongedaan. De film bevatte volgens de staat Ohio en defeitenrechter te veel obsceniteiten. Het Hooggerechtshof treedt deze opvattingniet bij. De uitspraak van rechter Potter STEWART springt in dit kader in het bijzonder in het oog. STEWART stelde dat de Grondwet (First Amendment) alle obsceniteiten beschermt behalve deze met hard core karakter. Dieper ingaand op dit zogenaamd hard core materiaal stelt hij ;
“Ik zal vandaag niet proberen om de soortenmateriaal te definiëren die volgens mij onder die omschrijving vallen; enmisschien zou ik er nooit in slagen om dat op een omvattende manier te doen.Maar ik weet het als ik het zie en de speelfilm waar het hier om gaat is datniet.”[30]
“I know it when I see it” was tevens dereactie van Philippe SANDS aangaande de keuze om in de defintie van ecocidegeen opsomming van concrete fenomenen op te nemen waarmee Philippe SANDSvertrouwt op een correcte en logische invulling door de gerechtelijkeautoriteiten.[31]
De definitie schrijft voor dat er sprake moet zijn van ernstige milieuschade of althans een reële kans daartoe. Het is de bedreiging van de planeet die doorslaggevend is en dus niet noodzakelijkerwijs het materiële resultaat van de schade in de feiten.
De criteria waaraan de ernstige milieuschade moet voldoen zijn niet cumulatief. Dit is enigszins opvallend aangezien de criteria‘groot/wijdverspreid’, ‘langdurig’ en ‘ernstig’ die in het Statuut van Rome voorziet voor de vereiste milieuschade bij oorlogsmisdaden, wel cumulatief vervulddienen te zijn alvorens er sprake is van een strafbaarstelling.[32] Vermits in de praktijk echter zelden (bewezen kan worden dat) alle criteria cumulatief vervuld zijn, worden gedragingendie milieuschade veroorzaken vandaag slechts zelden vervolgd.[33] Het expertenpanel heeft daarom bewust voor alternatieve vereisten geopteerd.
Ernstige wijdverspreide of langdurige milieuschade is weliswaar nietvoldoende om strafrechtelijk aansprakelijk te zijn. Er moet tevens wordenaangetoond dat de geviseerde handeling “onwettig” of “willekeurig” is.
De term "onwettig" verwijst in de ruime zin naar elk gedraging die een inbreuk vormt op het internationaal of nationaal recht. Het kan gaan omhandelingen of nalatigheden die in strijd zijn met de milieuwetgeving, maar ookmet andere wet- of regelgeving (bv. stadsplanning, vervoer, zeevisserij, bosbeheer,bescherming van werknemers, etc.).[34]
Het willekeurigheidscriterium houdt een proportionaliteitstoets in. Handelingenzullen als willekeurig worden beschouwd wanneer de economische en sociale voordelen niet opwegen tegen de ecologische nadelen.
Het uitgangspunt bij internationale misdrijven is de opzetvereistewaarbij men willens en wetens handelt. Artikel 30(2) van het Statuut van Romebepaalt dat een persoon handelt met opzet indien: (1) die persoon metbetrekking tot gedragingen de bedoeling heeft tot de gedragingen over te gaan;(2) die persoon met betrekking tot een gevolg de bedoeling heeft dat gevolg teweeg te brengen of (3) zich ervan bewust is dat het gevolg zich bij een normale gang van zaken zal voordoen.
Uit de lezing van artikel 30(2) van het Statuut van Rome volgt bijgevolgdat iemand die louter onvoorzichtig, roekeloos of niet intentioneel handeltniet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het InternationaalStrafhof aangezien vereist is dat naast het materieel bestanddeel ook het moreel bestanddeel vervuld is.
Deze invulling van het opzetcriterium is veel restrictiever dan debenadering die het expertenpanel geeft aan het moreel bestanddeel van hetmisdrijf ecocide dat een algemeen opzet (dolus eventualis) betreft waarbij het nietvereist is dat de dader de gevolgen van zijn daden heeft beoogd. Het volstaat dat er gehandeld werd in dewetenschap dat er een reële kans bestaat dat deze handelingen ernstige,wijdverspreide en langdurige schade aan het milieu zullen toebrengen.
Het opzettelijk karakter heeft bijgevolg betrekking op de onrechtmatige of willekeurige handeling en niet op de gevolgen ervan. Er is geen bijzondereopzet (dolus specialis) vereist. Er dient niet te worden bewezen dat de daderheeft gehandeld met de bedoeling om ernstige, wijdverspreide en langdurigeschade toe te brengen aan het milieu. Het is voldoende dat men bij het stellenvan het specifieke gedrag op de hoogte was van de daadwerkelijke kans datdergelijke schade zich zou voordoen.
Het moreel bestanddeel van het misdrijf ecocide viseert bijgevolg tevensdiegenen die zich schuldig maken aan een ernstig gebrek aan voorzorg ofvooruitziendheid. Iemand die de ecologische voetafdruk van zijn handeling liever niet wil kennen of (al dan niet bewust) ernstig onderschat, kan zich nietop een gebrek aan kwaad opzet beroepen om aan vervolging te ontsnappen.
Ecocide wordt doorgaans niet gepleegd met de a priori bedoeling om verwoestende gevolgen voor ecosystemen te veroorzaken maar ook (en vooral)door een ernstig gebrek aan voorzorg of vooruitziendheid.[35] De meeste milieuvernietigende handelingen komen immers voort uit legalewinstgevende activiteiten waarbij er een ernstig gebrek aan voorzorg ofvooruitziendheid was.
De definitie van het internationaal expertenpanel heeft zowel betrekkingop ernstige milieuschade met gevolgen voor de mens, als zonder enige gevolgenvoor de mens. In dit kader rijst de vraag of er autonome rechten kunnen wordentoegekend aan het milieu. Deze vraag werd voor het eerst gesteld in 1972.[37] Vandaag is deze kwestie nog steeds brandend actueel.[38]
Het is immers de mens en niet de natuur die nog steeds de maat van allesis. Zo is het recht op een gezond leefmilieu bij uitstek een mensenrecht.[39]
Het spreekt voor zich dat in de rechtspraak van het Europees Hof voor deRechten van de Mens (verder EHRM) de mens steeds centraal staat.
Uit de vaste rechtspraak van het EHRM blijkt dat er geen algemeen verbodop natuurdestructie kan worden afgeleid uit het recht op leven zoals voorzienin artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verderEVRM). Er zal enkel een schending vanhet Verdrag voorhanden zijn wanneer het natuurverlies of de milieudegradatieeen rechtstreekse impact heeft op (de gezondheid van) de eisers.
In de zaak Kyrtatos t. Griekenland diende het Hof zich uit tespreken over de verdwijning van een moeras in de nabijheid van de woning van de eisers in onderhavige alsook over de plannen van de stad om in hun buurt bij tebouwen. [40]De eisers meenden dat de illegale verwijdering van het moeras in strijd was methun recht op een privé- en een gezinsleven zoals beschermd door artikel 8 EVRM.
Het EHRM heeft in deze zaak geen schending weerhouden. Het Hof suggereerde dat er wel sprake zou zijn geweest van een schending als de stedelijke plannen om bij te bouwen zouden hebben geleid tot het kappen vanbomen op het perk grenzend aan de woningen van eisers. Immers, in dit gevalzouden de klagers gemakkelijker een aantasting van hun woongenot (o.m. doormilieuvervuiling en geluidsoverlast) hebben kunnen aantonen.[41]
De rechtspraak van het EHRM kenmerkt zich bijgevolg door een ongelijke behandeling tussen natuur in dun bevolkt gebied dat minder goed beschermd wordtdan natuur die zich meer nabij menselijke bewoning bevindt.
De voorbije jaren is er echter een kentering waarneembaar. Diverse nationale wetten en rechterlijke uitspraken beginnen expliciet de intrinsieke rechten vande natuur te erkennen. In Europa is Spanje het eerste land dat rechtspersoonlijkheid toekent aan het grootste zeewatermeer, het Mar Menor.[42]
Er werden voornamelijk rechten toegekend aan natuur in landen waar het inheemsevolk nog inspraak heeft. In Nieuw-Zeeland kregen natuurgebieden, rivieren eneen berg rechtspersoonlijkheid. in diverse staten, waaronder Hawaï, kregen bedreigde diersoorten het recht om te bestaan en in Ecuador wordt het herstel van denatuur grondwettelijk beschermd.[43]
Voor critici zal het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan de natuurwaarschijnlijk te verregaand zijn. Toch valt moeilijk te ontkennen dat dezeidee aan terrein wint. Het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan de natuur blijktallesbehalve juridische sciencefiction.
In mei 2019 werd in de Belgische Klimaatzaak een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend namens verschillende beschermde bomen.[44] In de Belgischerechtsorde is dit een juridisch unicum. Zo diende de rechtbank zich uit tespreken over de vraag of de hartbladige els en éénentachtig andere bomen, zelf– zonder vertegenwoordigd te worden door een belangengroepering – in rechte mochtenoptreden.
De rechtbank oordeelde echter kort en bondig dat bomen geenrechtssubjecten zijn en dus niet over de vereiste hoedanigheid beschikken om conform het Gerechtelijk Wetboek een vordering in rechte in te stellen.
De antropocentrische visie (‘ánthrōpos’ is Grieks voormens) vertrekt vanuit de idee dat de mens het middelpunt van het universum is.Zijn omgeving en de andere levende wezens komen daarbij op een volgende, al danniet gedeelde, plaats.[45] Het is dit egocentrismevan de mens dat aan de basis ligt van de huidige milieucrisis.[46] Onze belangen bij hetmassaal exploiteren van natuurlijke grondstoffen en het verrichten vanindustriële activiteiten zijn namelijk steeds vooropgesteld geweest en dit tennadele van onze natuurlijke omgeving.[47]
Milieuwetenschappers zijn het er over eens dat de huidige staat van onsmilieu mede te danken is aan de economische roofbouw die de mens gepleegd heeftop zijn omgeving. De insteek van milieubeschermingswetten berust nog te vaak ophet toestaan van milieuschade middels het toekennen van vergunningen entoelatingen vanuit economische overwegingen. Economische voordelen wegen nietlanger op tegen o.a. de verontreiniging van de Rijn en andere wateren[48],de PFAS-vervuiling[49],de stikstofproblematiek[50],de opwarming van de aarde en de afname van biodiversiteit door de toename vanhet aantal bedreigde diersoorten.[51]
Wetgevers vertrekken van oudsher vanuit het antropocentrisme. De achterliggende gedachte is dat wetten in een democratische rechtsstaat totstand komen door het volk.[52] Democratie verwijst dusnaar een bestuursvorm waarbij er wordt geregeerd door het volk. Echter, hoeft wetgeving gemaakt door het volk, niet per se voor dat volk te zijn. Het volk,de mens, hoeft niet per definitie de ‘begunstigde’ te zijn van die wetgeving.
In België kunnen tot nog toe enkel personen (natuurlijke enrechtspersonen) rechtssubjecten, oftewel drager van rechten en plichten zijn.[53] Doch, naar aanleiding van de uitgelekte schandalen in de veesector[54]laaide deeeuwenoude discussie over het al dan niet toekennen van rechten aan dierenterug op. Bij de recente hervorming van het burgerlijk recht stond de wetgeverbijgevolg voor de keuze. Indien de wetgever zou zijn ingegaan op de vraag omdieren tot rechtssubjecten te verheven, zou het antropocentrisme in dewetgeving voor het eerst plaats hebben gemaakt voor een ecocentrischperspectief. De wetgever heeft deze kans aan zich voorbij laten gaan, waardoordieren en a fortiori de natuur zich vooralsnog niet kunnen beroepen op rechten.[55]De antropocentrische oriëntatie van de mens is vandaag nog steeds alom tegenwoordig in het recht.[56]
Naast de hierboven beschreven antropocentrische visie begint hetecocentrisme meer ingang te vinden in ons rechtstelsel. De ecocentrischebenadering gaat uit van de intrinsieke waarde van de ecosystemen. Deintegriteit van de natuur verdient derhalve als dusdanig bescherming ongeacht de instrumentele waarde ervan.[57]
Ook vanuit theologische hoek wordt het ecocentrisme gesteund. PausFranciscus – die zeer vocaal is over dit onderwerp en benadrukt dat wij als bonuspater familias voor onze leefomgeving moeten zorgen.[58] De Bijbel ondersteunt deecocentrische beschermingsgedachte. Zoblijkt uit de volgende verzen:
“Je mag je land zes jaar achter elkaar inzaaien en de oogstbinnenhalen. Maar in het zevende jaar moet je het land laten liggen zoals hetis. Je moet het met rust laten.” (Exodus 13:10-11 en Leviticus25:3-4).
De oorsprong van het ecocentrisme is echter niet geheel vrij vanparadox. Het ecocentrisme is immers mede ontstaan vanuit het besef dat men denatuur beter moet beschermen tegen de mens teneinde zijn voortbestaan te vrijwaren. Doorgedreven antropocentrisme vormt met andere woorden een bedreiging voor de menselijke soort. De toevlucht naar het ecocentrisme is dus ingegeven vanuit antropocentrische redenen.[59]
Het is dus duidelijk dat het ecocentrisme stilaan zijn weg vindt naar desamenleving en naar de wetgever nu het misdrijf ecocide zowel op internationaalals nationaal niveau vanuit deze stroming wordt ingevuld.
Zoals eerder vermeld behoort de definitie van het expertenpanel tot éénvan de meest gezaghebbende. Desalniettemin is het concept ecocide op bepaalde punten vatbaar voor kritiek. Tegenover de vurige pleitbezorgers weerklinken destemmen van tegenstanders. Hoewel deze laatsten het symbolische belang van eenstrafrechtelijke verantwoordelijkheid voor de vernietiging van het milieuonderschrijven, hekelen zij onder meer het gebrek aan realisme nu de vraagrijst in hoeverre staten zullen instemmen met de internationalestrafbaarstelling van ecocide als de geviseerde handelingen in het merendeelvan die staten wettelijk toegelaten zijn.
Deze bezorgdheid wordt tevens gevoed door de moeilijkheden die werdenondervonden bij de invoering van de internationale misdaad van agressie.[60] De bepalingen die het Internationaal Strafhof in staat stellen agressie te bestraffen zijn namelijk pas twintig jaar nadat het Statuut van Rome is aangenomen in werking getreden.[61] Voor de invoering van ecocide in het Statuut van Rome is eentweederdemeerderheid ofte de goedkeuring van 82 van de 123 lidstaten vereist.[62] Indien het amendement tot wijziging van het Statuut wordt goedgekeurd, is het waarschijnlijk dat bepaalde staten niet zullen overgaan tot ratificatie. Daarnaast zijn er ook belgangrijkestaten, zoals de Verenigde Staten en China, die geen lid zijn van het Statuutvan Rome.
Ontsnappen deze lidstaten aan de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof?
De penalisering van ecocide op het niveau van het Internationaal Strafhof zal een sterk marginaliserend effect hebben, zelfs in landen die geenlid zijn of het Statuut niet geratificeerd hebben.
Staten die geen partij zijn bij het Statuut van Rome zullen desalniettemin beïnvloed worden door een wijziging van het Statuut.
Het Internationaal Strafhof kent immers zowel territoriale als persoonlijke jurisdictievereisten. Dit betekent dat een persoon kan wordenvervolgd wanneer (1) de misdaad begaan is binnen de territoriale bevoegdheidvan het Internationaal Strafhof of (2) de misdaad gepleegd is door iemand die de nationaliteit heeft van een staat die binnen de territoriale bevoegdheid van het Internationaal Strafhof valt.
De onderdanen van niet-ratificerende landen zouden dus geen ecocidale activiteiten meer kunnen uitoefenen in landen die wel hebben geratificeerd. Andersom kunnen de onderdanen van ratificerende landen geen ecocidaleactiviteiten meer uitvoeren in niet-ratificerende landen.
Daarnaast kan het Internationaal Strafhof buiten haar jurisdictie tredenals de VN-Veiligheidsraad hierom verzoekt. Wanneer het vermoeden bestaat dat ereen misdrijf is gepleegd waar het Internationaal Strafhof rechtsmacht overheeft, op het grondgebied en door onderdanen waar het Internationaal Strafhofgeen rechtsmacht over heeft, kan de VN-Veiligheidsraad besluiten om een situatie naar het ICC te verwijzen. Dit is eerder voorgekomen naar aanleidingvan conflicten in Darfoer en Libië.
Er dient te worden gewaarschuwd voor het feit dat de discrepantie inratificatie en lidmaatschap bij het Internationaal Strafhof mogelijks forumshoppingin de hand zal werken waardoor milieuschadelijke activiteiten niet effectiefzullen worden besteden, doch slechts worden verplaats door het feit dat vervuilendeindustrieën zich in een dergelijk scenario tot 'vervuilingshavens' zullen wenden.
Tenslotte dient te worden opgemerkt dat ondernemingen en staten niet voor het Internationaal Strafhof kunnen worden gedaagd daar de rechtsmacht ratione personae van het Strafhof beperkt is tot individuen. De entiteiten (privé of publiek) achter die individuen zullen op internationaal niveau door de mazen van het net glippen.
Het moreel bestanddeel van ecocide wordt op nationaal en internationaalals volgt omschreven in het voorstel tot definitie;
“De wetenschap dat er een reële kans bestaat dat zij grote of langdurige ernstigeschade toebrengen aan het milieu.”
In staten waar ecocide reeds strafbaar is (o.a. Vietnam, Georgië,Armenië en Oekraïne), is het moreel bestanddeel op een gelijkaardige wijze geformuleerd.[63]
Het expertenpanel erkent in zijn toelichting bij de voorgestelde definitie openlijk dat de vereiste van wetenschap of kennis in werkelijkheid geen echte kennisvereiste betreft.
Het internationaal expertenpanel vindt dedrempel omschreven in artikel 30 van het Statuut van Rome voor het misdrijfecocide immers te hoog en stelt dat wanneer de lat niet lager zou worden gelegdgedragingen waarvan het zeer waarschijnlijk is dat zij resulteren in ernstigeen wijdverspreide of langdurige schade aan het milieu niet adequaat vervolgdzouden kunnen worden. Daarom stelt het panel een moreel bestanddeel vanroekeloosheid of dolus eventualis voor waarbij het volstaat dat men zich bewustis van een grote waarschijnlijkheid of reële kans van ernstige hetzij wijdverspreide hetzij langdurige milieuschade.[64]
Het begrip willekeur heeft betrekking op debuitensporigheid van de milieuschade. De dader dient dus niet enkel te ‘weten’dat zijn daden ernstige en wijdverspreide of langdurige schade zullenveroorzaken maar ook dat de milieuschade duidelijk buitensporig is inverhouding tot de verwachte sociale en economische voordelen. Dit veronderstelteen soort helderziendheid in hoofde van de dader. Het is onduidelijk op welkewijze bewezen zal kunnen worden dat iemand al dan niet kennis had van de omvangvan de milieuschade die zijn handeling heeft of kon aanrichten alsook van hetfeit dat deze buitenproportioneel was. De taak van de vervolgende instantie omhet noodzakelijke bewijs te leveren zodat de rechter kan komen tot een strafrechtelijke veroordeling buiten enige redelijke twijfel zal in bepaalde gevallen dan ook allesbehalveeenvoudig zijn.
Teneinde een veroordeling wegens ecocide tebewerkstelligen, volstaat het immers niet te stellen dat een ‘redelijk persoon’wist of had moeten weten dat een bepaalde activiteit zou leiden tot ernstige milieuschade. De rechter zal met name enkel kunnen komen tot eenschuldigverklaring indien boven enige gerede twijfel vaststaat dat verdachtehet risicovolle karakter van zijn activiteit kende of, rekening houdend methet voorgaande, behoorde te kennen.
Deze nuance lijkt misschien gering maar is absoluut cruciaal in het licht van een strafrechtelijke vervolging wegens ecocide. Twijfel speelt immers in het voordeel van de verdachte. De mens rea wordt niet enkel minder strikt geformuleerd maar tevens zeer ruim hetgeen in de praktijk bewijsmoeilijkheden kan opleveren. Het doel van een ‘lager’ moreelbestanddeel wordt hierdoor voorbijgestreefd.
Daarnaast zal de vervolgende instantie moetenaantonen dat de economische en sociale voordelen niet opwegen tegen de aangerichte milieuschade (cfr. kosten-batenratio). Dit is tevens vatbaarvoor kritiek. De boodschap die hiermee wordt gegeven is namelijk dat het veroorzaken van ernstige en wijdverspreide of langdurige schade aan het milieu toegelatenis zolang de mens genoeg baat heeft bij de vernietiging.
De aarde als handelsartikel is een uitgangspuntdat ten grondslag ligt van vrijwel alle milieuregelgeving die sinds de jarenzeventig is ontwikkeld. In die regelgeving wordt de Aarde namelijk gezien als handelswaar. Een voorbeeld hiervan is het Kyoto Protocol van 1997, dat het emissiehandelssysteem (‘Emissions Trading System’ of ‘ETS’) invoerde. Naaraanleiding van dit Protocol werd het Europese emissiehandelssysteem (‘EU ETS’)gecreëerd.
Bedrijven die onder het systeem vallen moetenvoor elke ton CO2-uitstoot één emissierecht inleveren. Het totaal aantal beschikbare emissierechten is beperkt (‘cap’), doch mogen bedrijven dezerechten vrij uitwisselen onder elkaar (‘trade’). Onder dit ‘cap-and-trade'-systeemis het dus nog steeds toegelaten om de aarde te beschadigen, doch op voorwaarde dat de vervuiler betaalt, weliswaar in de vorm van emissierechten. Er kan dan ook een parallel worden getrokken met het willekeurbegrip vervat in de definitie van het expertenpanel dat tevens vanuit dit principe vertrekt. Zulks in tegenstelling van de ambitieuze en ecocentrische doelstellingen van de experten bij de invulling van het misdrijf ecocide.
De mens rea vormt al van meet af aan één van de belangrijkste struikelblokken voor de invoering van de internationale misdaad ecocide. Eerdere pogingen om ecocide en haar constitutieve bestanddelente definiëren stuitten immers op gelijkaardige kritiek.[65]
Toen de mogelijke uitbreiding van de ratione materiae van het Internationaal Strafhof tot ‘daden van ernstige schade aanhet milieu’ in 1985 werd besproken, vond België het moreel bestanddeel te eng geformuleerd.[66]Ons land kon zich niet vinden in de definitie “opzettelijke en ernstigeschade aan het milieu” en heeft zich om die reden tegen de uitbreiding verzet. Mede als gevolg hiervan is ecocide destijds niet in het Statuut van Rome opgenomen.
De voorgestelde mens rea vandaag staat in schril contrast met het voorstel van 37 jaar geleden. De vraag is of de mens rea thans wel de toets zal kunnen doorstaan.
Heden luidt de kritiek dat misdrijven die door het Statuut van Rome worden geviseerd als te ernstig geacht worden om een dergelijk gemakkelijk tevervullen moreel bestanddeel van roekeloos te rechtvaardigen.
De Commissie tot hervorming van het strafrecht die zich in haar advies globaal positief uitliet over de invoering van demisdaad ecocide in het Strafwetboek heeft tevens bedenkingen bij het criterium van roekeloosheid als moreel bestanddeel van het misdrijf ecocide.[67] De Commissie is geen voorstander van de handhaving van het roekeloosheidsbegrip als kernonderdeelvan de mens rea zoals geformuleerd door het expertenpanel. [68]
Professor Internationaal recht, Kevin Jon Heller, heeft zich in meerdere bijdragen sceptisch uitgelaten over de invulling van het moreel bestanddeel in de definitie van ecocide. Deze rechtsgeleerde beperkt zich echter niet louter tot bekritiseren van de definitie, doch doet tevens enkele suggesties om aan bovenvermelde kritieken aangaande de mens rea tegemoet te komen.[69]
In zijn eerste voorstel tot definitie doet Professor Kevin Jon Heller afstand van de interpretatie vanuit het antropocentrisme;
“Voor de toepassing van dit Statuut wordt onder"ecocide" verstaan, handelingen gepleegd in het besef dat er eenaanzienlijke kans bestaat dat die handelingen ernstige en hetzijwijdverspreide, hetzij langdurige schade aan het milieu zullen toebrengen.
Indien een antropocentrische benadering onvermijdelijk is, definieertProfessor Kevin Jon Heller ecocide als volgt waarbij het element vanroekeloosheid vervangen wordt door pure nalatigheid met betrekking tot de kosten-batenanalyse;
Voor de toepassing van dit Statuut wordt onder"ecocide" verstaan: handelingen, gepleegd in het besef dat er eenaanzienlijke kans bestaat dat door die handelingen ernstige en wijdverbreidedan wel langdurige schade aan het milieu zal worden toegebracht, wanneer eenredelijk persoon zou weten dat de verwachte milieuschade duidelijk buitensporigzou zijn in verhouding tot de verwachte sociale en economische voordelen.”
Het verdient aanbeveling om deze voorstellen tot definitie mee in ogenschouw te nemen bij het opnemen van ecocide in ons Belgisch strafwetboek.
De definitie van ecocide viseert onwettige of willekeurige handelingen die worden gepleegd in de wetenschap dat er een reële kans bestaat dat zij grote of langdurige ernstige schade toebrengen aan het milieu.
De invulling van ‘onwettige handelingen’ lijkt in eerste instantie voor de hand liggend, zijnde gedragingen die in strijd zijn met heersende wetgeving.
Gelet op het onontwarbare kluwen van nationale en internationale milieuwet- en regelgeving dreigt men door de bomen echter het bos niet meer te zien.
Sinds de Verklaring van Stockholm die in 1972 aangenomen werd op de VN-milieuconferentie zijn er meer dan 900 milieurechtelijke instrumenten in het leven geroepen waaronder verdragen over de fauna en flora, bedreigde diersoorten en hunhabitat, waterlopen.
Hoewel eenieder wordt geacht de wet te kennen, kan niet worden ontkend dat dit op het vlak vanmilieuwetgeving geen sinecure is.
De beoordeling of er sprake is van ecocide zal finaal in handen liggen van rechters die vooralsnog geen milieuwetenschappers zijn. Om het complexe wetenschappelijke bewijs dat partijen naar voren zullen schuiven correct teappreciëren, dienen rechters te beschikken over voldoende kennis ter zake.
Teneinde deze kennis te vergaren zullen rechter in de praktijk vaakberoep doen op het advies van deskundigen. Zonder die expertise dreigen derechters voor zeer moeilijke uitdagingen te staan wanneer zij zich moetenuitspreken over een ecocide-aanklacht.
De vraag rijst of rechters in eer en geweten een deskundigenverslag intwijfel kunnen trekken wanneer zij zelf niet over voldoende expertisebeschikken. Het kan niet de bedoeling zijn dat bij gebreke aan kennis in hoofdevan de rechter deskundigen op de stoel van deze rechter gaan zitten. Bovendienkan men zich afvragen in hoeverre (milieu)deskundigen onafhankelijk enonpartijdig zijn.
Rechters die deskundigenrapporten daarentegen systematisch naast zichneerleggen, zullen tevens verontwaardiging uitlokken vermits de perceptie zoukunnen ontstaan dat zij hun persoonlijkeoordeel belangrijker vinden dan de wetenschappelijke interpretatie en banderingvan begrippen als ‘wijdverspreid’, ‘langdurig’ en ‘ernstig’. Dit kan dan weerleiden tot rechtsonzekerheid en willekeur wat evenmin wenselijk is.
Milieu(straf)recht wordt alsmaar complexer en technischer. De nood aanspecialisatie dringt zich op. Dit is echter een algemeen fenomeen dat zich tevens in andere rechtsdomeinen voordoet. Zo worden magistraten tegenwoordig opgeleid in specifieke aangelegenheden zoals bijvoorbeeld cybercrime, terrorisme en cryptovaluta.
Dit noopt tot reflectie over de oprichting van milieurechtbanken. Op hetinternationale toneel is het aantal gespecialiseerde milieurechtbanken delaatste decennia exponentieel toegenomen. Binnen het Europese continent bestaaner daarentegen geen onafhankelijke milieurechtbanken met een uitgebreidejurisdictie.[70]In België worden milieugeschillen doorgaans beslecht door de commune burgerlijke of strafrechtbank.[71] Het oprichten van een duurzame en gespecialiseerde milieurechtbank vergt daarentegen een explicietwetgevend kader.[72]Mogelijks is dit een piste die zou kunnen worden bewandeld teneinde tegemoet tekomen aan het gebrek aan kennis in hoofde van de niet-gespecialiseerde rechter diezich dient uit te spreken over het misdrijf ecocide.[73]
Het wordt steeds duidelijker dat ecologische goederen in de toekomst vaker de bronen het voorwerp zullen zijn van intern en internationaal gewapend conflict.[74]De oorzaak hiervoor is de ecologische schaarste[75]en de menselijke activiteiten die deze schaarse ecologische goederenbeschadigen. Dit resulteert uiteindelijk in een strijd om natuurlijke hulpbronnen, land, fossiele brandstoffen maar ook in klimaatverandering, verminderde biodiversiteit en ontbossing. [76] In verschillende landen zorgt de beperkte toegang tot proper drinkwater, een schaars ecologisch goed en tevens mensenrecht[77],vandaag reeds voor een verhoogd risico op conflict.[78]Hierdoor zal het aantal mensen op de vlucht de komende jaren alleen maartoenemen.[79]
Elk gewapend conflict heeft een invloed op onze omgeving. Het beschadigen van hetmilieu kan een gevolg maar ook een middel of doel van oorlogsvoering zijn. Hetis geen toeval dat de landen die het zwaarst getroffen werden doormilieuverwoesting in het kader van een gewapend conflict (o.m. Vietnam,Armenië, Oekraïne en Rusland) ecocide reeds hebben gepenaliseerd.[80]
De term ‘ecocide’ vindt zijn oorsprong in de Vietnamoorlog (1955-1975). Tijdens ditconflict werd het chemische product ‘Agent Orange’ ingezet als oorlogsmiddeldoor het Amerikaanse leger.[81]Het inzetten van dit giftig middel strekte tot doel duizenden hectare bos te vernietigen teneinde te verhinderen dat de vijand, de Vietnamese rebellen[82],zich daar nog langer schuil zou kunnen houden.
In meerrecente conflicten is er tevens sprake van intentionele massadestructie van deomgeving. Zo heeft het Armeens-Azerbeidzjaans conflict over de Nagorno-Karabakh-regio(1994-2020) geleid tot opzettelijke bosbranden en ontbossing. Verschillendegeleerden spreken zelfs van milieuoorlogsvoering.[83]
De Donbas-regio in het oosten van Oekraïne, die de bron vormt van het huidigeconflict met Rusland, zou tevens getroffen zijn door ecocide. Zowel Rusland alsOekraïne zouden zich schuldig hebben gemaakt aan opzettelijk ecologischwanbeheer. [84]
De genoemde conflicten maken afdoende duidelijk dat gewapende conflicten de tol eisen van het milieu.
Recent heeft het Rode Kruis Richtlijnen (2020) uitgevaardigd met het oog op debescherming van het milieu ten tijde van gewapende conflicten.[85]De tijd waarin oorlogvoerende partijen zich de facto niets moeten aantrekken van de impact van hun gedrag op het milieu lijkt aldus voorbij.
Het ENMOD-Verdrag van 10 december 1976 en het Eerste Aanvullend Protocol bij deConventies van Genève van 8 juni 1977 tonen dat er in het internationaalhumanitair recht reeds geruime tijd aandacht was voor het milieuaspect van gewapende conflicten, meer specifiek voor het inzetten van het milieu als wapen of instrument.[86]
Het is duidelijk dat het expertenpanel zich bij het definiëren van ecocide heeft laten inspireren door het ENMOD-Verdrag en het Protocol.[87]
In 2016 publiceerde de aanklager van het Internationaal Strafhof een beleidsnotawaarin een hernieuwde focus op milieucriminaliteit werd aangekondigd. Er zou in het bijzonder aandacht geschonken worden aan milieumisdrijven, de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en de illegale onteigening van land.
Intheorie bevat het Statuut van Rome reeds bepalingen die ingezet zouden kunnenworden in de strijd tegen ecocide. Is het invoeren van een vijfde volwaardigmisdaad aan het Statuut van Rome noodzakelijk of volstaat het wetgevend kaderrond oorlogsmisdaden, genocide en misdaden tegen de menselijkheid?
Oorlogsmisdadenworden in artikel 8 van het Statuut van Rome gedefinieerd. Zoals de term verraadt, kunnen oorlogsmisdaden enkel worden gepleegd ten tijde van internationaalgewapend conflict. In concreto kan het gaan om moord, marteling,verminking, gijzeling en verkrachting, maar ook het opzettelijk aanrichten vanomvangrijke, langdurige en ernstige schade aan het milieu, die duidelijk buitensporig is in verhouding tot het te verwachten concrete en directe algehele militaire voordeel.
Wanneer er sprake is van een internationaal gewapend conflict, doch waar demilieuschade ‘proportioneel’ wordt geacht ten opzichte van het militaire doel,kan er geen sprake zijn van de oorlogsmisdaad ecocide.
Ecocidemisdrijven gepleegd buiten het kader van internationale gewapende conflicten komen niet in aanmerking volgens sub b van het tweede lid van artikel 8. ‘Internationaal’slaat op het feit dat de betrokkenheid van minstens twee staten vereist is.Ecocidemisdrijven gepleegd tijdens interne conflicten vallen dus buiten hetStatuut. Zij zouden aldus ontsnappen aan de rechtsmacht van het InternationaalStrafhof.
Vermitsde meerderheid van de ecocidemisdrijven zich echter voordoet in vredestijd,dient de kwalificatie van oorlogsmisdaad als te restrictief te worden beschouwd.[88]
Genocide wordt gestipuleerd in artikel 6 van het Statuut van Rome en betreft hetuitroeien van een bepaalde bevolkingsgroep omwille van etniciteit, religie of ras.
Het vernietigen van een ecosysteem kan een genocidale impact hebben. Te denken valtaan de natuurlijke omgeving van een inheemse groep, die afhankelijk is van ditgebied voor haar levensbehoeften, maar ook identiteit, cultuur en levenswijze.[89]
Zo heeft de inheemse bevolking die leeft in en rond het Braziliaanse Amazonewoudal decennialang af te rekenen met massale ontbossing ten voordele van sojateelt.De klimaatverandering en de grote bosbranden waaronder het Amazonewoud delaatste jaren geleden heeft, hebben het woud daarnaast bijkomend verzwakt.[90]
Hoewel de vernietiging van het milieu genocidale gevolgen hebben, vooral in gebiedenwaarin de mens in nauwe symbiose leeft met zijn omgeving, is het eerder onwaarschijnlijk dat er in hoofde van milieuvervuilers sprake is van de specifieke intentie om een bepaalde populatie uit te roeien.
Artikel7 van het Statuut van Rome beschrijft misdaden tegen de menselijkheid, zijnde zeer ernstige misdrijven gepleegd in de context van een wijdverbreide ofstelselmatige aanval tegen een burgerbevolking.
Tegenstanders van de internationale strafbaarstelling van ecocide suggereren dat ecocide moet worden gelezen onder het reeds bestaande kernmisdrijf van misdaden tegen de menselijkheid.[91]
Schade aan de mens en aan het natuur zullen vaak gepaard gaan. In dit kader kan opnieuw worden verwezen naar het gebruik van het ontbladeringsmiddel, AgentOrange. De herbicide werd door de Amerikaanse agrochemische gigant Monsanto opde markt gebracht als agrarisch hulpmiddel maar werd massaal door hetAmerikaanse leger ingezet als oorlogswapen tijdens de Vietnamoorlog. Een groot deel van de schade die toen is aangericht aan het milieu (o.m. ernstigverontreinigde bodems en wateren) is van permanente aard. Daarnaast is hetaantal kinderen met ernstige geboorteafwijkingen, kankerpatiënten ensterftegevallen in Vietnam tot op heden significant hoog.[92]
Misdadentegen de menselijkheid blijven echter een bij uitstek antropocentrischemisdrijven. Het beschadigen van het milieu an sich zonder negatievegevolgen voor de mens kan bijgevolg niet onder deze kwalificatie vervolgd wordenvoor het Internationaal Strafhof.
Voorts vergen misdaden tegen de menselijkheid een intentie om gruweldaden te plegen terwijldit voor het misdrijf ecocide niet vereist is.
De kwalificatie ‘misdaden tegen de menselijkheid’ als toegangspoort om ecocide tevervolgen voor het Internationaal Strafhof is bijgevolg evenmin toereikend.[93]
Ecocide onderbrengen als oorlogsmisdaad bij het Statuut van Rome werd gelet op de vereiste van de aanwezigheid van een internationaal gewapend conflict te beperkend geacht vermits de meest ernstige milieuvernietiging in vredestijd plaatsvindt.
In de toelichting bij de definitie van het expertepanel wordt niet verklaard waarom wordt geopteerd voor het invoeren van een volwaardig vijfde internationaal misdrijfin plaats van een twaalfde misdrijf tegen de menselijkheid. De reden hiervoor is vermoedelijk enerzijds inhoudelijk, anderzijds conceptueel.
Inhoudelijk wenst men te voorkomen dat ecocide onderworpen wordt aan de contextuele elementen van misdaden tegen de menselijkheid, die niet bijzonder geschikt zijnvoor een misdrijf dat gericht is op de vernietiging van het milieu.
Conceptueel wenst men met het misdrijf ecocide niet op een louter antropocentrische leestte schoeien.
Er kan worden besloten dat noch oorlogsmisdaden, genocide en misdaden tegen demenselijkheid geschikt zijn om ecocidemisdrijven voor het Internationaal Strafhof te brengen.
Het antropocentrische en specifieke karakter van elk van deze misdrijven staat geen duurzame en effectieve vervolging toe van de zwaarste misdrijven tegen de natuur. Het voorstel om ecocide als afzonderlijke misdaad op te nemen in het Statuut van Rome verdient bijgevolg dan ook ernstig te worden overwogen.
Het belang van milieu- en klimaatvraagstukken staat vandaag niet langer ter discussie. De mens wordt in toenemende mate geconfronteerd met natuurrampen en milieudegradatie.
Om de massale schade die wordt toegebracht aan ecosystemen te beantwoorden is er behoefte aan een repressief mechanisme dat in verhouding staat tot de bedreigingen die dergelijk gedrag inhoudt voor het milieu en bijgevolg voor de mensheid.
Zowel op nationaal als internationaal niveau wint de idee om ecocide strafbaar te stellen aan terrein en worden ter zake concrete wetgevende en diplomatieke initiatieven genomen.
België heeft als eerste Europese land besloten om ecocide strafbaar te stellen zonderte wachten op een internationale inzegening van dit begrip.
Middels de hervorming van het Strafwetboek zal het misdrijf ecocide in ons landdaadwerkelijk strafbaar worden gesteld onder Titel 1 van Boek 2 van het nieuw Wetboek van Strafrecht, met name ‘Ernstige schendingen van Internationaal Humanitair Recht en Ecocide’.
DeCommissie tot hervorming van het strafrecht was van mening dat het in verbandbrengen van ecocide met schendingen van het internationaal humanitair recht -ook al is ecocide als zodanig nog niet strafbaar gesteld in het internationaalrecht - gerechtvaardigd is door het doel, de reikwijdte en de ernst er van hetgeen het optreden van de federale wetgever om het strafbaar te stellen, zou rechtvaardigen.[94]
Door het penaliseren van ecocide krijgt onze milieuwetgeving ‘scherpere tanden’ hetgeenhet reeds bestaande afdwingingsmechanisme zal versterken. Hierbij dient echter teworden benadrukt dat het louter theoretische creëren van strafrechtelijke concept, an sich niet zal bijdragen tot het succesvol bestrijden van milieucriminaliteit.
Criminologisch onderzoek toont aan dat schendingen van milieunormen vandaag in de praktijk slechts zelden worden vervolgd.[95] Naasthet strafbaar stellen van ecocide zal er tevens op een meer doortastende wijze werk moeten worden gemaakt van een effectieve rechtshandhaving.
Tenslotte waarschuwde de hervormingscommissie terecht dat het penaliseren van ecocideslechts één aspect van de strijd tegen milieucriminaliteit betreft en preventie steeds de voorkeur verdient boven een repressieve aanpak vermits in geval vanrepressie de onherstelbare schade reeds is aangericht.
[1] M. CROOK en D. SHORT, “Marx, Lemkin and the genocide-ecocide nexus”, TheInternational Journal of Human Rights 2014, (298) 306-307.
[2] Zie o.m. D. ZIERLER, The Invention of Ecocide, Athens, Universityof Georgia Press, 2011; M.A. DRUMBL, “Waging War Against the World: The Need toMove from War Crimes to Environmental Crimes”, Fordham International Journal1998, (122) 122-153 en R.A. FALK, “Environmental Warfare and Ecocide. Facts, Appraisal,and Proposals”, Bulletin of Peace Proposals 1973, (80) 80-96.
[3] Het groeiend aantal internationale milieu-instrumenten in dietijdspanne reflecteert dit besef. Zie o.m. Verdrag van 29december 1972 inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolgevan het storten van afval en andere stoffen; Verdrag van 3 maart 1973 inzakeinternationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten;Verdrag van 16 februari 1976 inzake de bescherming van de Middellandse Zeetegen verontreiniging en Verdrag van Wenen van 22 maart 1985 ter beschermingvan de ozonlaag.
[4] IPCC, Climate Change 2022. Mitigation of Climate Change, 2022, https://report.ipcc.ch/ar6wg3/pdf/IPCC_AR6_WGIII_FinalDraft_FullReport.pdf.
[5] Voorstel van wet teneinde de misdaad van ecocide inhet Strafwetboek op te nemen, Parl.St. Kamer 2021-2022, nr. 2356/001,i.h.b. 19 e.v. (hierna: ‘Wetsvoorstel’).
[6] Zie Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlementen de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van hetstrafrecht, Pb.L. 6 december 2008.
[7] Er dient ookte worden gepreciseerd dat milieumisdrijven ook op grond van andere bepalingen uithet Strafwetboek kunnen worden bestraft. Zie H. BOCKEN, “Luchtverontreinigingen het arrest van 12 april 1983”, Leefmilieu1984, (89) 89-95 en 119-125.
[8] Zie artikelen161quater, 161quinquies, 173a en 173b Wetboek van Strafrecht enartikel 1a juncto 6, lid 1, 1° en 4° Wet op de economische delicten; C.WALING, Het materiele milieustrafrecht, Arnhem, Gouda Quint, 1990; L.HENDRIKS, Techniek en normstelling in het milieustrafrecht, Zwolle,Tjeenk Willink, 1994 en Th. BUITING, Strafrecht en milieu, Arnhem, GoudaQuint, 1993.
[9] Zie §§ 324 e.v. Strafgesetzbuch; G. HEINE enV. MEINBERG, Empfehlen sich Aenderungen im strafrechtlichen Umweltschutz;insbesondere in Verbindung mit dem Verwaltungsrecht? Gutachten D für dem 57.Deutsche Juristentag, München, Beck, 1988, 21-22 en K. TIEDEMAN, “Umweltrechtstrafrecht” in O. KIMMINICH, H. VONLERSNER en P. STORM (eds.), Handworterbuch des Umweltrechts, Berlijn,Erich Schmidt Verlag, 1986, 846.
[10] In dezebijdrage komen enkel de Vlaamse decreten aan bod.
[11] Titel XVIDecreet 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, BS3 juni 1995.
[12] E. DE PUE, “Optreden tegen milieuverstoring” in E. DEPUE, L. LAVRYSEN en P. STRYCKERS (eds.), Milieuzakboekje. Leidraad voor demilieuwetgeving in Vlaanderen, Mechelen, Kluwer, 2021, 1443; J. CEENAEME, “Milieuhandhaving” in Het onroerend goed in de praktijk,Mechelen, Kluwer, losbl., 16-27 en P. LEFRANC, “Enkeleaspecten van het handhaven van een goede ruimtelijke ordening na deCodextrein”, TMR 2018, (396) 396-432.
[13] Zie bijv. Gent 28 mei 2021, nr. 2021/1899, https://arrestendatabank.be/.
[14] K. VAN WINGERDE, De afschrikking voorbij. Eenempirische studie naar afschrikking, generale preventie en regelnaleving in deNederlandse afvalbranche, doctoraatsthesis Erasmus Universiteit, 2012,178-181. Zie ook overwegingen van Richtlijn 2008/99/EG van het EuropeesParlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieudoor middel van het strafrecht, Pb.L. 6 december 2008.
[15] UNEP and INTERPOL, The rise of environmental crime, Naïrobi,UNEP, 2016, 7.
[16] Zie Wetsvoorstel, 3 en 19: “(…) strafrechtelijkesancties [bieden] de mogelijkheid (…) om gedragingen symbolisch testigmatiseren (…)”. Alsook: N. KERSTING, “On Symbolism and Beyond: Defining Ecocide”,Völkerrechtsblog 2021, https://voelkerrechtsblog.org/on-symbolism-and-beyond/ en T.SCHOFIELD, “The Environment as an Ideological Weapon: A Proposal to CriminalizeEnvironmental Terrorism”, Boston College Environmental Affairs Law Review1999, (619) 646.
[17] “The utilization of the forces of nature for hostile purposes.Environmental terrorism includes both the targeting of the environment itself,such as deliberate contamination of water or agricultural resources, and theuse of the environment as a conduit for destruction, such as releasing chemicalor biological weapons into the atmosphere.”. Zie D. SCHWARTZ, “EnvironmentalTerrorism: Analyzing the Concept”, Journal of Peace Research 1998, (483)483-496; L. EDGERTON, “Eco-Terrorist Acts During the Persian Gulf War: IsInternational Law Sufficient to Hold Iraq Liable?”, Georgia Journal ofInternational and Comparative Law 1992, (151) 151-174 en T. SCHOFIELD, “TheEnvironment as an Ideological Weapon: A Proposal to Criminalize EnvironmentalTerrorism”, Boston College Environmental Affairs Law Review 1999, (619)620.
[18] Zie in het bijzonder N. MEYER, “Le renforcement duvolet répressif?”, Revue juridique de l'Environnement 2007, (57) 57.
[19] M. FAURE,“Waarom milieustrafrecht?”, Recht en Kritiek 1995, (446) 447-467.
[20] Zie i.h.b.Wetsvoorstel, 27 en 38 en K. VANDERHEIDEN,“Straffen” in Postal Memorialis, 2021, losbl., 160 / 22-160 / 23.
[21] Gent 28 mei2021, nr. 2021/1899, https://arrestendatabank.be/.
[22] Zie C. BILLIET, l.c., 53-54 en Ch. DECKER, “Corporateenvironmentalism and environmental statutory permitting”, Journal of LegalStudies, 2003, 103-129.
[23] Zie K. ABRAHAM, “Catastrophic Oil Spills and the Problem of Insurance”,Vanderbilt Law Review 2011.
[24] B. VAN ROOIJ, “Voorbij pakkans en strafmaat”, Tijdschriftvoor Criminologie 2014, (114) 115.
[25] Frankrijk stelt ecocide immers strafbaar als délit (vertaald als ‘wanbedrijf’). Dit was eenbewuste keuze van de Franse wetgever daar deze laatste het onwenselijk achtteom ecocide als crime, de zwaarste categorie misdrijven, strafbaar testellen. Vermeldenswaardig is wel dat ecocide in Frankrijk dolus generalisvooronderstelt (nalatigheid volstaat niet) en dat de Franse maximumstraf voorecocide (in casu 10 jaar) de maximumstraf gesteld op wanbedrijven inBelgië (in casu 5 jaar), overschrijdt. Bovendien is de rationemateriae van de délit beperkt. Zie artikel L231-3 Code del'environnement; C. BAUDOUIN, “Ecocide: l’occasion manquée”, https://notreaffaireatous.org/ecocide-loccasion-manquee/ en M. ENAULT en P. CEAUX,“Barbara Pompili et Eric Dupond-Moretti: "Nous créons un délitd'écocide"”, www.lejdd.fr/Politique/barbara-pompili-et-eric-dupond-moretti-nous-creons-un-delit-decocide-4007210.
[26] Zie o.m. F. TULKENS (gewezen vicevoorzitter van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, hierna: ‘EHRM’) in R. BARROUX, “Quelest le contexte juridique du vrai-faux « procès » de Monsanto?”, Le Monde2016, www.lemonde.fr/planete/article/2016/10/16/nous-allons-verifier-si-les-activites-de-monsanto-sont-en-conformite-avec-les-regles-de-droit_5014553_3244.html; A. ZELLE, G. WILSON, R. ADAM en H. GREENE, EarthLaw: Emerging Ecocentric Law--A Guide for Practitioners, Frederick, AspenPublishing, 2021, 353 en J. AUSTIN en C. BRUCH, TheEnvironmental Consequences of War: Legal, Economic, and ScientificPerspectives, Cambridge, Cambridge University Press, 2000, 641.
[27] Stop Ecocide Foundation, IndependentExpert Panel for the Legal Definition of Ecocide: Commentary and Core Text,juni 2021, https://static1.squarespace.com/static/5ca2608ab914493c64ef1f6d/t/60d1e6e604fae2201d03407f/1624368879048/SE+Foundation+Commentary+and+core+text+rev+6.pdf, (1) 4 (hierna: Definitie IEP).
[28] Wetsvoorstel,35 e.v.
[29] Supreme Court22 juni 1964, nr. 378 U.S. 184, Jacobellis/Ohio, www.law.cornell.edu/supremecourt/text/378/184.
[30] Ibid.,punt 14.
[31] Vrije vertaling : “Ik weet hetwanneer ik het zie.”
[32] Zie artikel 8(2)(b)(iv) Statuut van Rome
[33] Wetsvoorstel, 32-41.
[34] CH.-H. BORN,J. DE HERDT, J. ROZIE en D. VANDERMEERSCH, “Vers l'insertion d'un crimed'écocide au titre de crime de droit international dans le nouveau Code pénal”,JT 2022, (297) 305.
[35] Wetsvoorstel, 41.
[36] De dominante benaderingen zijn het antropocentrisme, het ecocentrisme,het biocentrisme en het theocentrisme. Zie A.J. HOFFMAN en L SANDELANDS, “GettingRight with Nature: Anthropocentrism, Ecocentrism and Theocentrism”, Organization& Environment 2004, 141-158 en H. SCHIFFMAN, Green Issues andDebates: An A-to-Z Guide, California, SAGE, 2011, 31-34. Voor ecocide zijn het antropocentrisme en het ecocentrisme echter hetmeest relevant.
[37] C.STONE, “Should Trees have Standing – Towards Legal Rights for Natural Objects”,Southern California Law Review 1972, (450) 450-501.
[38] Zie overzicht in C. KAUFFMAN en P. MARTIN, “Constructing Rights ofNature Norms in the US, Ecuador and New Zealand”, Global EnvironmentalPolitics 2018, (43) 43-60.
[39] Zie o.m. artikel 23 Grondwet.
[40] EHRM 22 mei 2003, nr. 41666/98, Kyrtatos/Griekenland.
[41] Zie EHRM 22 mei 2003, nr. 41666/98,Kyrtatos/Griekenland, § 51 e.v.
[42] RTVE, “El MarMenor se convierte en el primer ecosistema en Europa con derechos jurídicosreconocidos”, RTVE 2022, www.rtve.es/noticias/20220405/mar-menor-consigue-derechos-juridicos-reconocidos/2327968.shtml.
[43] Zie L.J. KOTZÉ en P. VILLAVINCENCIO CALZADILLA, “Somewhere betweenRhetoric and Reality: Environmental Constitutionalism and the Rights of Naturein Ecuador”, Transnational Environmental Law 2017, (401) 401-433. En H.SCHOUKENS en G. VAN HOORICK, Rechtsbescherming ecosystemen binnen Vlaanderen,Brussel, Departement Omgeving, 2021, 9-10.
[44] KLIMAATZAAK,“Het verloop van Klimaatzaak”, www.klimaatzaak.eu/nl/the-case.
[45] A. ZELLE, G. WILSON, R. ADAM en H. GREENE, Earth Law: EmergingEcocentric Law--A Guide for Practitioners, Frederick, Aspen Publishing,2021, 353.
[46] R. ROCHMANI, S. FAOZI en A. SULIANTORO “Rationalism and Antropocentrismin Human Behaviour in Exploiting Natural Resources and Industrial Activities”, Advancesin Economics, Business and Management Research 2018, (66) 66.
[47] E. KAREL, De natuur is ook maar een mens ...,Wormer, Inmerc, 2008, 76-79.
[48] H. BERENDSEN, Landschap in delen, Assen, VanGorcum, 2008, 123-125.
[49] T. DECREUS, “PFOS-vervuiling: dit gaat over hetfundamentele recht op een gezond leven”, www.dewereldmorgen.be/artikel/2021/06/15/pfos-vervuiling-dit-gaat-over-het-fundamentele-recht-op-een-gezond-leven/.
[50] W. VAN DE VELDEN, “Stikstof dreigt Vlaamse economiete verstikken”, www.tijd.be/politiek-economie/belgie/vlaanderen/stikstof-dreigt-vlaamse-economie-te-verstikken/10288420.html.
[51] S. EMMOTT, Tien miljard: kan de aarde demensheid nog aan?, Amsterdam, Atlas, 2013, 35-37 en 51-61. Zie ook A.FABER, De gemaakte planeet: Leven in het Antropoceen, Amsterdam,Amsterdam University Press, 2018, Hoofdstuk 2, ‘De verborgen dimensies van hetAntropoceen’.
[52] J. LAMPKIN, Uniting Green Criminology and Earth Jurisprudence,Londen, Routledge, 2020, 36.
[53] A.-B. CAIRE, “Les animaux ont-ils des droits? L’animal, eternel atopos?”in C.-A. DUBREUIL en A.-B. CAIRE (eds.), La Revue n°6: “Le droit desanimaux”, Auvergne, Université d’Auvergne, 2014, (3) 6-8.
[54] ANIMAL RIGHTS, “Een jaar na het schandaal vanTielt”, www.animalrights.nl/een-jaar-na-het-schandaal-van-tielt en VRT NWS, “Dossier Mishandeling inslachthuizen”, www.vrt.be/vrtnws/nl/dossiers/2017/09/mishandeling-in-slachthuizen/.
[55] Zie artikelen 3.38-3.41 Nieuw BW en J. VAN DEVOORDE, Dieren: Rechten en ethiek, Antwerpen, Gompel&Svacina, 2021,13 en 183.
[56] J. LAMPKIN, Uniting Green Criminology and Earth Jurisprudence,Londen, Routledge, 2020, 34-36.
[57] W. ACHTERBERG, Humanisme zonder arrogantie:modern humanisme en ecocentrisme, Wageningen, Landbouwuniversiteit, 1992,4.
[58] J. HOFFMAN en LSANDELANDS, “Getting Right with Nature: Anthropocentrism, Ecocentrism andTheocentrism”, Organization & Environment 2004, (141) 154-158 en R.MCKIM, Laudato Si' and the Environment: Pope Francis' Green Encyclical,Londen, Taylor & Francis, 2021.
[59] THOMAS, “Plaats van mens en natuur inverschillende levensbeschouwingen (Contextuele achtergrond)”, www.kuleuven.be/thomas/page/context-plaats-mens-natuur/.
[60] Zie artikel 15bis(4) Statuut vanRome inzake het Internationaal Strafgerechtshof van 17 juli 1998, UnitedNations Treaty Series, vol. 2187, 3 (hierna: ‘Statuut van Rome’) en K.J.HELLER, “Skeptical Thoughts on the Proposed Crime of “Ecocide (That Isn’t)”, OpinioJuris 2021, http://opiniojuris.org/2021/06/23/skeptical-thoughts-on-the-proposed-crime-of-ecocide-that-isnt/.
[61] Het Statuut van Rome dateert immers van1998 en de inwerkingtreding van de betrokken bepalingen van 2017. En Zieex-artikel 5(2) juncto artikel 121(5) alsook 15bis(3) Statuut vanRome; Resolution RC/Res.6, 11 juni 2010 en E. PAOLO REALE, “Chronicles fromKampala Amending the Rome Statute (second part)”, Revue internationale dedroit pénal 2011, (617) 618-620.
[62] Artikel 121(3) Statuut van Rome.
[63] CH.-H. BORN,J. DE HERDT, J. ROZIE en D. VANDERMEERSCH, “Vers l'insertion d'un crimed'écocide au titre de crime de droit international dans le nouveau Code pénal”,JT 2022, 298 e.v.
[64] Definitie IEP, 11.
[65] UN,Yearbook of the International law Commission 1986, New York, UnitedNations Publication, 1987, Vol. I, 106, randnr. 24 en 128, randnr. 11 enUN, Yearbook of the International law Commission 1996, New York enGenève, United Nations Publication, 2008, Vol. II, Deel 1,18-27, i.h.b. 25.
[66] UN Report on the Question of the Preventionand Punishment of the Crime of Genocide, E/CN.4/Sub.2/1985/6, Genève, 1985, 17(hierna: ‘WHITAKER rapport’).
[67] CH.-H. BORN, J. DE HERDT, J. ROZIE enD. VANDERMEERSCH, “Vers l'insertion d'un crime d'écocide au titre de crime dedroit international dans le nouveau Code pénal”, JT 2022 (hierna: ‘adviesHervormingscommissie’).
[68] CH.-H. BORN, J. DE HERDT, J. ROZIE en D.VANDERMEERSCH, “Vers l'insertion d'un crime d'écocide au titre de crime dedroit international dans le nouveau Code pénal”, JT 2022, (297) 306.
[69] K.J.HELLER, “Skeptical Thoughts on the Proposed Crimeof “Ecocide” (That Isn’t), http://opiniojuris.org/
[70] F. BOUQUELLEen L. LAVRYSEN, “Waarom zijn milieurechters noodzakelijk?”, Ars Aqui 2022,https://arsaequi.nl/product/waarom-zijn-milieurechters-noodzakelijk/.
[71] FODVOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU, “Wat zijn deberoepsprocedures in België?”, www.health.belgium.be/nl/wat-zijn-de-beroepsprocedures-belgie.
[72] F. BOUQUELLEen L. LAVRYSEN, “Waarom zijn milieurechters noodzakelijk?”, Ars Aqui 2022,https://arsaequi.nl/product/waarom-zijn-milieurechters-noodzakelijk/.
[73] Zie A. MCMILLAN, “Time for an International Court for the Environment”,www.ibanet.org/article/71B817C7-8026-48DE-8744-50D227954E04 en B. DESAI en B. SIDHU, “International Courts andTribunals. The New Environmental Sentinels in International Law”, EnvironmentalPolicy and Law 2020, (17) 31-33.
[74] B. LEVY and J. PATZ, Climate Change and PublicHealth, Oxford, OUP, 2015, 215 e.v.; K. YAMAMOTO, H. FURUMAI, H. KATAYAMA,C. CHIEMCHAISRI, U. PUETPAIBOON, C. VISVANATHAN en H. SATOH, Southeast AsianWater Environment 5, Londen, IWA, 2013, i.h.b. 205-210 en T. KRIEGER, D.PANKE en M. PRIGERNIG, Environmental Conflicts, Migration and Governance,Bristol, BUP, 2020, i.h.b. 26-29. Zie ook UIP, Stratégies parlementaires pourrenforcer la paix et la sécurité face aux menaces et aux conflits résultant descatastrophes liées au climat et à leurs conséquences, Union Interparlementaire,142ste vergadering, 24-28 mei 2021, A/142/2-DR.
[75] W. STEFFEN, A. SANDERSON, P. TYSON, J. JAGER, P. MATSON, B. MOORE III,F. OLDFIELD, K. RICHARDSON, J. SCHELLNHUBER, B. TURNER II en R. WASSON, Globalchange and the Earth system. A planet under pressure, New York, Springer,2004, 2.
[76] U. BOB en S. BRONKHORST, “Environmental conflicts: Key issues andmanagement implications”, African Journal on Conflict Resolution 2010,(9) 14.
[77] §12(a),Resolutie 54/175 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (17december 1999), Un Doc. A/Res/54/175 (1999).
[78] B. LEVY and J. PATZ, Climate Change and PublicHealth, Oxford, OUP, 2015, 216-218. Zie ook PACIFIC INSTITUTE, “WaterConflicts”, www.worldwater.org/water-conflict/.
[79] R. REUVENY, “Climate change-induced migration andviolent conflict”, Political Geography 2007, (656) 661-662 en GREENS enEFA, Position Paper. Climate change, refugees and migration, https://europeangreens.eu/sites/europeangreens.eu/files/news/files/Greens%20EFA%20-%20Position%20Paper%20-%20Climate%20Change%20Refugees%20and%20Migration.pdf, mei 2013, 3.
[80] BIOMASS MURDER, “Ecocide crime in domestic legislation”, https://biomassmurder.org/docs/2012-06-00-ecocidelaw-ecocide-crime-in-domestic-legislation-english.pdf.
[81] R. PAULOSE, Green Crimes and International Criminal Law,Wilmington, Vernon Press, 2021, 108-109.
[82] de ‘Vietcong’
[83] S. LONG en B. DHILLON, Man-Machine-Environment System Engineering:Proceedings of the 21st International Conference on MMESE, Singapore,Springer, 2021, 206. en CEOBS, Report: Investigating the environmentaldimensions of the 2020 Nagorno-Karabakh conflict, february 2021,https://ceobs.org/investigating-the-environmental-dimensions-of-the-nagorno-karabakh-conflict/.
[84] W. LEAL FILHO en I. BUTORINA, Approaches to Handling EnvironmentalProblems in the Mining and Metallurgical Regions, Dordrecht, Kluwer, 2003,45-48. En K. KULLAMAA, “Is Russia Committing an Environmental War Crime inDonbas?”,https://icds.ee/en/the-harsh-reality-of-the-russian-liberation-signs-indicating-that-russia-has-committed-an-environmental-war-crime-in-donbas-since-2018/.
[85] ICRC, Guidelines on the Protection of the Natural Environment in ArmedConflict, september 2020.
[86] In dit verband is ook het Verdrag 10 december 1976inzake het Verbod op het Gebruik van Milieuveranderingstechnieken voor Militairof Ander Vijandig Gebruik noemenswaardig. Net zoals het Protocol is dit Verdragenkel van toepassing op internationale gewapende conflicten. Zie ook artikel 8(2)(b)(iv) Statuut van Rome, alsook ‘3.1Oorlogsmisdaden’ infra.
[87] Wetsvoorstel, 32-33.
[88] M. WATTAD, “The Rome Statue and Captain Planet: What Lies Between‘Climate Against Humanity’ and the ‘Natural Environment’?”, FordhamEnvironmental Law Review 2009, 268.
[89] D. SHORT en M. CROOK, The Genocide-Ecocide Nexus, New York,Routledge, 2022.
[90] C. BOULTON, T. LENTON en N. BOERS, “Pronounced loss of Amazonrainforest resilience since the early 2000s”, Nature Climate Change2022, 271–278.
[91] G. CHIARINI, “Ecocide: from the Vietnam war tointernational criminal jurisdiction? Procedural issues in-between environmentalscience, climate change, and law”, Cork Online Law Review 2022, 11-14.
[92] M. MITCHELL, Genetically Modified Crops, New York, CavendishSquare, 2019, 85 en W. CHAMPION en C. VELASQUEZ, Blood in the Water: FeedingFrenzies and the Mass Tort Phenomenon, Londen, Lexington Books, 2021,47-49.
[93] OFFICE OF THE PROSECUTOR, Policy paper on case selection andprioritisation, 15 September 2016, Den Haag, 14.
[94] CH.-H. BORN,J. DE HERDT, J. ROZIE en D. VANDERMEERSCH, “Vers l'insertion d'un crimed'écocide au titre de crime de droit international dans le nouveau Code pénal”,JT 2022, (297) 301..
[95] B. VAN ROOIJ, “Voorbij pakkans en strafmaat”, Tijdschriftvoor Criminologie 2014, (114) 115-116 en P. PONSAERS en S. DE KEULENAER,“Met strafrecht tegen milieudelicten? Rol en functie van bijzondereinspectiediensten in de strijd tegen milieucriminaliteit”, Panopticon2003, (250) 250-265.